ANGST EN ANANSI
Vandaag zong een meisje van de groep Nieuwkomers (dat zijn kinderen die nog niet zo lang in Nederland zijn) voor de klas haar lied over angst. Het ging zo:
Ik ben een beetje bang
en het donker op de gang
een beetje bang
en het donker op de gang
Ik vond het mooi. Angsten van vroeger en nu, daar praten we soms open over op de zomerschool. Later op de dag woonde ik een workshop bij van zangeres en juf ChantayMuringen. Doormiddel van kinderliedjes gaf zij uitleg over het slavernijverleden.Vlak voor ze de warme steen die ze van haar opa kreeg de kring liet rond gaan vertelde ze over hoe tot slaaf gemaakten werden gebrandmerkt. Op haar diapresentatie toonde ze de ijzers waarop de initialen staan van de slavenhouders.
Sterk en zachtmoedig begon ook zij te zingen:
Fajasitongno brom mi so
Adyenmasra Jantje kirisimapikin
Vuursteen brand me niet
Meester Jan heeft alweer iemands kind vermoord
Ze vroeg of de kinderen op de grond wilden gaan zitten. Haar stem streelde de verwonderde gezichten. Het was of de geschiedenis opeens het vertrouwde onbekende was geworden. Want veel kinderen wisten al veel over de slavernij. Chantay legde uit dat er veel angsten in het lied verborgen zijn. Veel betekenissen. Misschien, ze wist het niet precies, ging het lied ook wel over jonge meisjes die door de meesters verkracht werden. Misschien noemden de mensen het ijzer wel vuursteen omdat ze niet wisten wat ijzer was.
Ik hoorde een meisje vragen wanneer de slaven in hun leven dan gebrandmerkt werden. Er viel een stilte. Een paar kinderen gingen van spanning wat ongemakkelijk verzitten. ‘In de puberteit,’ gaf Chantay antwoord. ‘want dan hadden ze de kracht om weg te kunnen rennen.’ Even later ging het over mannen die overal kinderen moesten maken om de plantage van nieuwe arbeidskrachten in de toekomst te voorzien.
Een jongen schudde verward zijn hoofd. ‘Maar je moet toch getrouwd zijn om kinderen te krijgen?’
Daar is niet iedereen het mee eens. ‘Het Christendom heeft ons dat verteld,’ zei Chantay. ‘De Islam ook. Maar toen, in de slavernij, was alles anders en ook nu heb ik vrienden die niet getrouwd zijn en toch kinderen hebben.’
Meer kinderen staken hun vinger op om te vertellen welke verschillende soorten families ze kenden.
Chantay wipte heen en weer op haar zwartgouden sportgympen onder haar geblokte pangi. ‘We moeten naar het volgende liedje,’ zei ze en ze lachte teder in de stilte. ‘Weten jullie trouwens wat een entertainer is?’
Bijna niemand wist het.
Ik meende weer begrepen te hebben wat zo goed is aan de zomerschool. In de ochtend leerden we woorden in onze verhaalsommen die weer terugkomen in onze taalopdrachten om opeens weer onderwerp te zijn van de workshops.
Doorstromen en verbanden leggen.
Je rekenvaardigheid oefenen en oefenen op je verbeelding.
Hoe dan ook, de verbeelding werd gestimuleerd door de volgende dia in de liedworkshop; een naakt donker kind dat danst tegen een helblauwe lucht.
‘Hadden ze geen kleren in die tijd?,’ vroeg iemand.
‘Jawel maar ik kon geen ander plaatje vinden.’
Verschillende kinderen van Surinaamse ouders bleken het liedje te kennen dat Chantay voorzong:
Alonki, kon dansi
Kon dansimekigranmansyi
Kon dansimekikownusyi
Alonki, kom dansen
Dans laat de gouverneur je zien
Dans laat de koning je zien
En weer is een kinderliedje de poort naar een geschiedenisverhaal.
Maar ik ritste mijn tas open en spiekte op het rooster naar de volgende activiteit. DANSEN MET ANANSI.
Snel bewoog ik me voort door het grote, kleurige gebouw op weg naar de gymzaal. In mijn verbeelding fladderde er een grote kraanvogel door de gangen.
Ik bedacht me dat een van de nieuwkomers een gedicht had gemaakt over een jongen die wilde trouwen met een kraanvogel. Wat een wonderlijk mooi beeld. Waarom had ik hem geen compliment gegeven?
Met een paar passen beende ik door een glimmende jongenskleedkamer en stond in een sporthal waar leerlingen met expressieve bewegingen een avontuur van Anansi moesten uitbeelden.
Juf Amani legde uit dat de opdrachten gaan over buitengesloten worden, over goed luisteren naar elkaar en over het ontdekken van gedeelde geschiedenis. ‘Leerlingen van Surinaamse ouders envanGhanese ouders hebben vaak dezelfde cultuur voor een deel maar weten dat niet,’ zei ze.
Ik ging op de vloer van de gymzaal zitten en zag een kort toneelstukje. Opdracht;
Kabouter spillebeen wordt door Anansi verleidt van zijn paddenstoel af te gaan omdat hij die op wil eten. Maak er iets spannends van.
Twee jongens hadden bedacht dat Anansi zijn web over zijn prooi heen gooit.
Maar hoe beeld je uit dat iemand een spinnenweb over je heen gooit?
Dat wist een leerling met zijn lichaam te vertellen.Want hij speelde de prooi. Heel stil. Trillend. Met een prachtige kleine dans tussen de draden van een onzichtbaar web.
Ik klapte in mijn handen. Ik dacht ontroerd aan de jongen die voor zijn meester moest dansen en aan de vrijheid die we vandaag vieren.
Wat een geweldige dichter hoorde ik vanmorgen over kraanvogels dichten, wat een knappe danser zag ik net en wat mooi is de zomerschool.
Rashid