Doen, durven en de zomerschool
Als je een excursie maakt naar het Anton de Komplein kijk je als kind uit
Zuidoost al gauw of je tussen de marktkramen je moeder ergens ziet.
‘Ja, ik zie haar,’ zegt een meisje die ingespannen naar beneden tuurt
vanaf de trappen waar een standbeeld staat. Haar stem is zacht en vol
verwachting. Even is ze in het midden van de excursie thuisgekomen.
Ik moet denken aan een leerling bij de workshop zelfbewustzijn die hevig
aarzelde om op te schrijven wat hij mooi vond aan zijn gezicht en
lichaam. Ik knielde bij zijn tafel neer. ‘Kijk eens, je kan ook deugden van
jezelf opnoemen.’ Een deugd opnoemen was niet zo moeilijk:
Dankbaarheid. ‘Waarvoor?,’ vroeg ik hem.
‘Dat ik een moeder heb,’ zei hij en keek naar het nog lege vel papier of
hij haar contouren ging schetsen.
Vandaag maken we een wandeling door de buurt op de laatste dag van
de zomerschool. We zijn in een touringcar gestapt en even de hoek
omgegaan. Naar een plaats waar je moeder kan lopen. Het ruist van
stemmen. Talen die je bekend en vreemd voorkomen. Die vertellen over
gedeelde geschiedenis. Een plaats waar je van meester Odile leert wie
Mama Aisa is en wat ze betekent binnen het Winti geloof. Of waar juf
Vesla (beiden van stichting Untold) aan de kinderen vraagt: ‘Wie was
Anton de Kom?’
Ik voel altijd een spanning als er aan de kinderen een vraag wordt
gesteld over helden die nog maar net zijn opgenomen in de canon, in het
zelfbewustzijn van Nederland. De kinderen zullen toch al wel iets hebben
opgevangen over mannen en vrouwen die ook voor hun rechten
streden?
Gelukkig steekt een jongen zijn vinger op. ‘De kom was iemand die
vazen ging maken,’ zegt hij ernstig. Ik kijk op naar het beeld. Het gezicht
geheven naar een nieuwe horizon vol in en uitzichten. De gladde naakte
torso. Als ik het beeld zie door de ogen van de kinderen voel ik het dieper:
de bezwaren dat deze vrijheidsstrijder naakt afgebeeld moest worden.
Maar ik weet niet wat zij zien. Ik hoor alleen de stem van juf
Vesla die zegt; ‘Hij was een verzetsstrijder en een schrijver. Surinamers
hebben ook meegevochten in de strijd tegen de Duitsers.’
Als even later in het Nelson Mandela park hetzelfde gebeurd begin ik
eraan te wennen. ‘Wie weet wie Nelson Mandela is?,’ vraagt meester
Odile. Het blijft stil. Ogen die braaf op een antwoord wachten. De wind
steekt op. Groepjes toeristen zoeken rozig steun bij een plataan. Een
voorbijganger op de fiets roept onverstaanbaar commentaar naar ons. In
de verte alweer nieuwe flats die ons zwijgend begroeten. Zou het kunnen
dat de leerlingen best wel eens hebben gehoord van de mensen naar
wie de plekken in de buurt zijn vernoemd maar het weer zijn vergeten? Ik
weet het niet. Maar in ieder geval denk ik dat ze het nu niet meer
vergeten want meester Odile cirkelt sierlijk om de woorden heen met zijn
wandelende tred.
‘Hij was een advocaat en een vrijheidsstrijder die zesentwintig jaar
gevangen zat en in 1994 de eerste zwarte president werd van Zuid-
Afrika.’
Een jongen fronst. ‘Waren er dan ook witte presidenten?’
Opeens zegt een meisje met een heldere, trotse blik dat ze op
Robbeneiland is geweest, de plek waar Mandela gevangen werd
gehouden. Ze knikt stilletjes als Odile zegt dat Mandela de Nobelprijs
voor de vrede won.
‘Ze hielden hem zo lang tegen in zijn kracht. Dat is krom,’ zegt Odile.
We verlaten het park en ik blijf denken dat het meisje niet meteen
antwoord gaf toen de meester de eerste vraag stelde over het
onderwerp. Hoe kan dat nou? Ze is zelfs in Zuid-Afrika geweest? Maar
dan begrijp ik het wel een beetje; juist als je zelf een geschiedenis hebt
met een onderwerp moet je het maar durven om het woord te voeren.
Daarom hebben we drie weken genomen op de zomerschool. Om
vragen en onderwerpen te laten terugkeren. Om durf te stimuleren. Of
het nou gaat om een som oplossen over kubieke meters of over de weg
die iemand heeft afgelegd naar vrijheid.
’s Ochtends riep een van de kinderen in de klas waar ik
onderwijsassistent was voor zich uit: ‘Ik hou van durven.’
Ik weet niet meer wat hij had gedurfd. Mijn hoofd raakt vol van de open
ruimte tussen de flats. Een wandeltocht door wat je ziet en wat je nog
niet wist. De kinderen lopen stil en blij mee. En ik zie de plek die ik zag
branden toen ik zo oud was als zij nu zijn. En we passeren de Pa sem
brug waar de meester uitlegt dat Willem Jacob Seymour een kind redden
uit de vlammen, toen dus, ten tijde van de Bijlmerramp. En ik zie de was
over de balkons hangen en vang een glimp op van een stille, donkere
kamer waar een kind vast goed huiswerk maken kan.
Misschien trekt over een jaar of tien, twintig een ander groepje mensen
door deze buurt, moeders, toeristen en oude bekenden, omdat ze de
nieuwe generatie willen onderwijzen over wat een jongen van de
zomerschool later, toen hij uit zijn shirtje groeide waarop in ferme kleuren
al stond dat hij beschikt over de kwaliteiten om iets te durven, heeft
gepresteerd. Een mooi idee. Ik ben een van de docenten die gezien
heeft hoe bijzonder de leerlingen van de zomerschool zijn en hoe rijk en
bijzonder het aanbod is, de mogelijkheid om stof die op school niet
meevalt nog eens in een andere klas ,waar je nieuwe stemmen hoort,
over te kunnen doen.
En ik hoop een van de mensen te zijn die ooit meewandelt, als we verder
praten.
Rashid