FOTOGRAFEREN EN VORMEN
Dag kinderen, wie is jullie held?, zo beginnen we de verbindingsles vanmorgen. Op het digibord verschijnt een filmpje over de geschiedenis van Zuid-Afrika. Boeren met baarden. Een uitleg over de apartheid. En dan: Nelson Mandela. Een vrijheidsstrijder die het hart van de wereld heeft veroverd. Maar de kinderen noemen Mandela niet als hun held. Noch Rosa Parks die in het Doeboek wordt uitgelicht. Natuurlijk, ze weten dat dit de helden zijn waar generaties aan denken als ze aan het woord held denken. Maar ze moeten deze les kwijt dat ze hun vader of moeder als hun held zien.
Zoals een meisje al zegt met haar zachte blik; haar moeder is een heel bijzonder persoon. Ze vult aan met een hese, kalme stem: ‘Omdat ze heeft gebaard. Ze baarde víjf keer, meester.’
Verwondering en tros over de naaste omgeving overheerst ook in de workshop DE WERELD EN IK – waarin de kinderen filosoferen. ‘Waarover kan je zoal filosoferen?,’ vraagt juf Caroline van SEP.
Dromerig sommen kinderen op wat er in hun hoofd speelt:
‘Wat bij jou hoort,’ zegt een jongen. Anderen mompelen iets over de geschiedenis en de wereld maar het meest duidelijke is de stem van een meisje die roept: ‘Je ouders.’
Ik zit in een hoek van de ruimte, kijk even uit het raam en zie de rand van het schoolplein. Even, als in een visioen, verschijnt daar mijn vader die me op komt halen op zijn rode Adidas gympen. Hij was een acteur. ’s Avonds, als hij op me paste, leerde hij teksten van een Duitse schrijver. En ik leerde door zijn besliste dictie dromen van taal en hoe taal betekenis geeft aan het leven. Later, leerde ik dat taal en vormen ook abstract kunnen zijn. Ik schreef en een mentor zei me: ‘Mooi gedaan, nu is je tekst abstracter en daardoor duidelijker.’
Ik kijk terug het klaslokaal in. Onrust. Gelach. Een zenuwachtig hopen dat je de beurt niet krijgt.
Want Juf Carolien vraagt zich opeens af wat een voorbeeld is van een filosofische vraag. Wanneer beginnen we met abstracter denken? Nu dus.
‘Ehhh….waar woont de langste vrouw op aarde?,’ oppert een jongen als filosofische vraag met een opgewonden blik omdat hij het antwoord weet.
Maar de stilte in de klas is broos en nieuw als blijkt dat het juist de bedoeling is dat er niet meteen een antwoord ís. Stel je voor; je doet je best op een antwoord en dan blijkt dat je niet eens meteen hoort of het goed of fout is.
Zit er iets anders op dan nu goed naar de juf luisteren?
Carolien haalt diep adem, het lijkt even of ze naar een rivier van gedachten staart, een rivier waarin het water af en toe even troebel is als die gedachten. Maar haar stem klinkt helder als ze zegt: ‘Wat is de zin van het leven? Wat is een goed mens? Kan het dat we alles wat we zien dromen?’
Een jongen schudt zijn hoofd over de laatste vraag. ‘Dan zit je wel erg in je onderbewuste,’ zegt hij bezorgd.
Opeens, een echo, klinken er meer vragen. ‘Is er leven na de dood?,’ zegt iemand zacht.
Het lacherige in de klas houdt aan, dat begrijp ik, het is de makkelijkste manier om spanning af te voeren.
Maar dat kan ook op een andere manier; door die verlegenheid juist in beeld te brengen.
Juf Hedwig wijst in het aangrenzende lokaal in de workshop UN-SELFIE; KIES VOOR HET ZELFPORTRET op de mogelijkheid om ook met beeld antwoord te geven op een vraag.
Dit keer zijn de vragen ook groot maar, merk ik, minder bedreigend;
‘Ben je verlegen of soms een beetje onzeker? Of ben je aanwezig en zelfverzekerd?’
De leerlingen stromen de gang op om al fotograferend antwoord te geven op deze vraag naar hun profiel.
Juf Hedwig komt lachend naast me staan; ‘Veel kinderen zeggen dat ze zelfverzekerd zijn maar op de foto zie je ook hele andere dingen.’
Inderdaad. Aan het einde van de gang verbergt een meisje bij een sessie haar gezicht in haar handen. Of gaat een ander wat verloren op een tafel zitten en weet opeens niet meer hoe ze nou precies dat zelfvertrouwen uit moet beelden: ‘Ik hou van basketball maar hoe beeld ik dat uit zonder bal?’
De fotograaf trekt zich vaak niets aan van de onzekerheden van het object. We leren in de workshop iets over perspectieven: Het kikvorsperspectief maakt iemand groter. In twee tallen gaan de kinderen aan de slag. Een jongen wordt vanonder gefotografeerd terwijl hij de trappen beklimt en opeens is hij stoer en een klimmer naar grote hoogten.
Ik passeer hem in tegengestelde richting, op weg naar het lokaal waar de leerlingen in de workshop MIJN HELD –AMEL een standbeeld kleien voor hun held.
Het grijze daglicht stroomt over de tafels waar driftig vormen worden gekneed om vaders en moeders een eerbetoon te geven. Veel gezichten. Lichamen die rug aan rug staan. Een dinosaurus want: ‘mijn moeder houdt van geschiedenis.’Iemand heeft Mongraal, een bekende Youtuber, gekleid.
Ik loop rond en mijn aandacht wordt getrokken naar het meisje dat in de ochtend zo liefdevol over haar moeder sprak. Ze drukt met haar duim een laatste stuk grijze klei op wat lijkt op een speer. Maar het niet is. Een reikende vorm, naar de lucht, als een brandende vraag, maar ook als een antwoord, om uit te leggen wat door abstractie duidelijker is geworden. Bravo.
Rashid