ONDER STROOM EN BOVEN WATER
Als ik op de bovenetage van de bibliotheek aankom zie ik, voor het eerst van mijn leven, een recept op tafel liggen voor elektrische klei. De leerlingen van de workshop HIGH TECH KLEI MAKEN cirkelen om de ingrediënten heen; honderd dertig gram bloem, een beetje water uit een plastic bekertje, vijf theelepels citroensap, een theelepel olie en vijfenveertig gram zout. Er volgt een uitleg over de vraag; Wanneer gaat stroom door water?
Ik kijk naar de afwachtende gezichten.
Geen van de leerlingen geeft antwoord op de vraag.
Meester Francesco loopt om de tafel heen en zijn nasale stemgeluid vult het koele lokaal en maakt de kinderen kalm. ‘Als het zout is, kijk maar naar de dieren in de zee die met elkaar communiceren en stroom doorgeven. De ionen geven stroom door om precies te zijn. Denk aan algen, kwallen.’ Ik doe even mijn ogen dicht en hoor het ruisen van de zee. Vanmorgen vroeg ging het in de ochtendles ook over de natuur, we hebben het woord ‘biodiversiteit’ geleerd. We leerden over houtkap en dat nieuwe bomen planten goed is tegen klimaatopwarming. Kinderen liepen naar de vraagmuur en vroegen; ‘Wat is shinrinyoku/bosbaden in Japan?’ Kinderen liepen naar de weetmuur en schreven op: ‘Het bos geeft zuurstof,’ ‘de Amazone zijn de longen van de wereld.’
Zout geeft dus de mogelijkheid tot elektriciteit. Ik schrijf het op de weetmuur in mijn hoofd. Op tafel liggen ook led lampjes, krokodillenbekjes aan lange snoeren en een grote batterij. De leerlingen puzzelen op + en – en sluiten de lampjes aan die beginnen te gloeien. Nu is het tijd om de lampjes te laten branden door de klei. Juf Ernesta reikt kleurstof aan en die wordt ook aan het mengsel toegevoegd. Er heerst een aanstekelijke blijdschap als het eerste Led lampje begint te branden doordat het verbonden is met twee hompjes klei. Kinderen stralen als ze meer lampjes in de klei steken die blauwpaars en oranjerood is gaan kleuren, lampjes die allemaal aanfloepen. Het is alsof we kopje onder gaan en door het lokaal zwemmen waar een zee van lichtjes ons herinnert aan de kracht van de natuur.
Oefening baart kunst. We kunnen de natuur gebruiken voor onze elektriciteit. We kunnen de aarde naar onze hand zetten.
Tientallen handen zijn in een ander lokaal van de zomerschool bezig met het tekenen van Arabische of Ghanese patronen op terracottapotjes. De workshop LOCAL HABITAT geeft ze de gelegenheid om zowel een Zebraplantje mooi in een glazen pot te plaatsen met grind, houtskool, aarde en stenen als dus ook een eigen potje voor het Zebraplantje te ontwerpen. Met geometrische patronen of met Kenté – patronen uit Ghana.
Een jongen heeft met een zilveren stift nonchalant een dessin gekrast op de rand van zijn potje. Een meisje heeft kleine paarse en rode vierkantjes op haar pot aangebracht. Alle kinderen zien vanuit een diepe vrede toe op hun patronen.
‘Ik heb van die Afrikaanse stijl iets genomen en heb er mijn eigen patroon van gemaakt. Ik noem het: Sky.’
Oefening baart nieuwe namen. We kunnen kunst van andere culturen gebruiken ter inspiratie. We kunnen in vogelvlucht reizen over de aarde door over kunst te leren.
Maar niet voor we de verhalen boven water hebben over de verwoestende kracht van de natuur en van de mensen.
Vandaag was er ook aandacht voor die verhalen. Ze spreken de kinderen aan, ze ontvlammen in vragen, soms een oordeel. Over mensen in de Tweede Wereldoorlog bijvoorbeeld.
Achter het schoolgebouw van de zomerschool is een trailer verrezen. Twee jonge vrouwen zien op ons toe vanuit de klapdeuren waarachter het Verzetsmuseum de kamers van drie jonge mensen heeft nagebouwd. Juf Eva gaat de kinderen voor, die staan even later met koptelefoons in het halfdonker en luisteren naar het verhaal van een andere Eva, een Joods meisje dat naar een concentratiekamp werd weggevoerd.
‘Is dit allemaal echt gebeurd?,’ vraagt een jongen.
‘Ja,’ zeg ik. ‘Er zijn miljoenen verhalen die lijken op het verhaal van dit kind.’
Dan bewegen ze zich voort naar de middelste kamer, een kamer zoals waar Nelly heeft gewoond, een meisje uit een NSB gezin. Vanmorgen hebben we de term behandeld in de geschiedenisles. Nu zien de kinderen de beelden.
Buiten klinkt het rumoer van balspelen. Binnen in de trailer is het stil en warm. Een meisje heeft een koptelefoon opgezet en kijkt naar de filmpjes van grote groepen opgetogen NSB’ers en, van na de oorlog, vrouwen die worden kaalgeschoren omdat ze een intieme band met de Duitsers hadden. Kwaad kijkt ze om.
‘De Duitsers waren toch slecht?,’ zegt ze. ‘Dan was Nelly toch ook slecht als ze daarbij wilde horen.’
Ik wacht af of iemand zegt: ‘Die Nelly was nog maar een kind.’ Maar dat zegt niemand. Ik loop door naar een andere ruime in de trailer en hoor de Nelly op leeftijd zeggen dat ze hoopt dat mensen in deze tijd niet zomaar achter een gek aanlopen.
Niemand heeft die stem van de oudere Nelly nog gehoord. Er zijn zoveel kamers, in de trailer, in de school. Even loop ik de trailer uit en kijk naar de bovenste ramen van het schoolgebouw. Er zingt een stem door mijn hoofd van een meisje dat ik vanmorgen ontmoette.. Ze zei: ‘Ik wil hier wel altijd blijven.’
Ik denk aan de woorden van de schrijver Toni Morrison: ‘Mensen te missen lang voordat ze je hebben verlaten, dat is geluk.’
Ik vertrouw erop dat we straks, als we wegrijden, in de metro, op de fiets, naar oceanen vol lichtgevende organismen en een zonovergoten balkon met potjes in vrolijke kleuren, vast ook even aan Nelly zullen denken.
Rashid