Spelletjes spelen en sporen zoeken
“I saw a color
Unbelievably bright
And like a powerful wind
Encompassing the sky”
Angessom Isaak
’s Ochtends maakt de juf van de klas ‘nieuwkomers’ me blij want ik houd
van talen en ze noemt een vreemde taal op: Tigrinya. Een van de
leerlingen in de kring komt uit Eritrea en spreekt Tigrinya. De jongen is
wat langer dan de anderen of liever, leren we van de juf en van de
meester in de les ‘Overtreffende trap’, hij is ‘het langst.’ Hij zingt zachtjes
het fruitlied mee voor er fruit wordt gegeten. Ik snap het wel. Als je net
wat ouder wordt kán je gewoon niet meer dol van enthousiasme roepen:
‘Een abrikoos,’ omdat het grappig is dat er geen abrikoos ís. Een meisje
klapt in haar handen voor elk soort fruit. Een jongen in korte broek met
fraaie herenschoenen aan veert steeds op voor een korte act met dans
maar niemand let erop. Met gedisciplineerde ontspanning zingen ze
samen het liedje uit. Een jaar geleden waren de meesten nog niet in
Nederland. Wat zouden ze schrijven in het schrift dat de meester mij laat
zien en waarin ze over hun leven moeten vertellen?
Nou, iets in het Russisch of in het Arabisch bijvoorbeeld. Of meteen al in
de nieuwe taal die Nederlands heet. Ik lees in een schrift: ‘Ik woonde in
een villa in Xiamen.’
Wat vreselijk toevallig, denk ik, daar in die Zuid-Chinese stad heb ik ook
gewoond. ‘Woonde jij in Xiamen?,’ vraag ik aan de jongen en kniel neer
bij zijn tafeltje.
Hij schudt zijn hoofd, haalt zijn schouders op of hij de naam Xiamen is
vergeten. Hoe kan dat nou? Spreek ik het niet goed uit? Ik schrijf het
groot op een papiertje. Hij loopt al weg.
Ik word bij de les gehouden door een meisje dat op haar stoel wipt: ‘Juf,
mijn moeder werkt in het hoogste gebouw van Amsterdam.’
‘En wie woont er het dichtst bij school?,’ vraagt de juf. Ik word geraakt
door hun heldere stemmen die allemaal de weg naar school willen
uitleggen. Gelukkig lees ik in hun schriften ook iets over de wegen in het
land wat nu ver weg is. ‘Het leven in Ghana is hard,’ schrijft een jongen.
In het vriendschapsboekje moeten de kinderen vragen beantwoorden.
Op de vraag met wie speel je graag heeft iemand ingevuld: Met jou.
Die woorden spelen in mijn hoofd als ik de trappen op loop. Met jou.
Alleen die woorden. Het lijken wel woorden uit een liedje. Dan heb je
toch ook als je luistert soms dat gevoel zo van of het alleen voor jou
geschreven is?
In de middagworkshop ‘Welke sporen horen we?’ bezoek ik met een
andere groep kinderen een klaslokaal waar juf Nyanga een rap uit een
liedje laat horen.
Ik sta in de deuropening. Ik staar naar buiten. Daar lijkt de stad leeg en
stil. Een stilte die ook in de klas valt als de juf zegt dat facebook is
ontploft vanwege de tekst van het liedje. Ook het ‘n-woord’ wordt
besproken. In hiphop hoor je het vaak. Het komt van vroeger. Dus in
hiphop, weten we nu, vind je ook sporen van kolonialisme, slavernij.
‘Alles gaat over slavernij,’ zegt een meisje. Ze klinkt alsof ze een puzzel
aan het maken is in haar hoofd.
En nu is er een nieuw puzzelstukje bijgekomen. Kijk maar, de juf klikt op
play. Een artiest verhaalt over hoe hij zijn leven zal upgraden: ‘Ik ruil mijn
chipkaart voor de 7, mijn darkskin voor een barbie.’
Reageer daar maar eens op als je elf bent. Een meisje lacht hem uit:
‘Moet ik die barbie voor hem gaan brengen?’
Maar er wordt ook kalm gepraat over huidskleur. Hoe kan hij zoiets
rappen? Hoe kan upgraden, money en winst maken nou betekenen dat
je een lichtere vriendin neemt?
Bezorgd proberen de leerlingen hier iets van te begrijpen.
‘Ik vind die man een mayo kleur hebben,’ zegt een jongen even later
over een man in een slideshow over kleur. Er worden ook verhalen
uitgewisseld over haarproducten en je haar straighten en of dat komt
omdat je niet van je kroeshaar houdt of, zoals de juf van de klas zegt: ‘Je
gewoon je haar niet altijd kan handelen.’
De discussie gaat over in verhalen delen. Want ook in mijn klas hebben
we het woord ‘zelfreflectie’ geleerd maar het is wel erg moeilijk als je
zoveel op alles moet reflecteren. Vooral als je eigenlijk zo graag wil
vertellen dat je de haarspullen in je familie haalt bij een slager in
Holendrecht. Of als je kwijt wil dat de muur onder de blauwe verf zat toen
je had besloten je haar gek te kleuren. Ja, we gaan samen naar de
anekdotes, naar het zintuiglijke. Wat je rook. Wat je zag. Wat je voelde.
Vooral als het over haar gaat. Een jongen maakt een sierlijk gebaar
langs zijn schedel. ‘Het brandde zo, als ik mijn voorhoofd aanraak voel ik
het nog.’
Ik knik. Ook ik wilde zo graag mijn haar straighten toen ik elf was. En
naar de verpakking van het haarproduct staren vanwege het mooie
model.
‘Wie is jouw topmodel?,’ hoorde ik een leerling in de gangen aan zijn
vriend vragen.
‘Huh? Je bedoelt mijn rolmodel,’ zei de ander.
Terug naar de muziek. Nog een fragment: ‘Zet die krullen want ik (piep)
niet met die vlechten.’
Een jongen kan het piepje wel invullen. Hij schreeuwt het f-woord door
de klas. Niemand lacht. Niemand herhaalt het woord. Niemand lijkt het
stoer of geweldig te vinden om zo over een vrouw te praten. Misschien is
zo vroeg over die dingen praten wel winst.
Het was Einstein die zei: ‘Het draait in het leven maar om één ding:
winst.’
Even later bezoek ik een ander lokaal waar spelletjes worden gespeeld.
Een meisje met een blauwe hoofddoek leest van haar kaartje dat ze
Einstein moet uitbeelden. ‘Ik heb nog nooit een Einstein ontmoet,’ zegt
ze. ‘Hij zal wel een hoed dragen.’
Opruimen, jongens. We waaieren straks alweer uit, realiseer ik me, het is
al de laatste week van de zomerschool. En dan? Wie leeft er het langst?
Gaan we in ons leven, straks, een Einstein ontmoeten die Tigrinya
spreekt of een rapper zonder piepje?
We hebben in ieder geval in de klas spelletjes gespeeld en sporen
gezocht. En nagedacht. Kleuren waargenomen in de kracht van de
wind.
We hebben in ieder geval opgeschreven met wie we het liefst spelen.
Rashid