VERHALEN OVER ONZE GEDEELDE GESCHIEDENIS
Als je Afrikaanse gezichten op de Amsterdamse gevels ziet, zoals
historicus Jennifer Tosch zag, wil je alles weten over hun levens.
Gelukkig richtte zij de Black heritage tours op om haar kennis door te
geven. Vandaag monsteren wij, kinderen en leerkrachten van de
zomerschool, aan op een boot om door de grachtengordel van de
binnenstad te varen. Te luisteren naar de verhalen over de schaduwen
van de gouden eeuw. We worden met een open blik begroet door gids
Giovanni Finisie. We vullen langzaam de banken in het schijnsel van de
warme zon. We frummelen wat verlegen aan onze keycords. We kijken
naar de statige panden als de boot afmeert en langs het Waterloo plein
scheert. Het is stil. Eerder op de dag, toen we aankondigden dat we naar
de binnenstad gingen werd er geestdriftig gesproken over shoppen, over
favoriete winkels. Nu leren we dat brede ramen van grachtenhuizen
grote salons betekende waar koopwaar werd aangeprezen.
De kinderen staren naar luxeboten overladen met drank en oesters en
even maak ik me zorgen dat we, net als vanmorgen, op alles
commentaar gaan geven. Niet dat ik bezorgd ben hoor, helemaal niet,
maar het kan zo lastig zijn om je de geschiedenis te verbeelden als het
heden je afleidt met neonreclames en halfnaakte passanten. Maar we
varen langs The grand hotel en niemand praat over het dure hotel van
nu omdat we horen over hoe duur de suiker vroeger was.
We varen langs universiteitsgebouwen en horen wat daar vroeger te
koop werd aangeboden; een stadje in Suriname. Mensen.
We varen langs het huis van een wetenschapper die op de markt de
schedels van apen opensneed en vergeleek met de beenderen van
zwarte mensen.
We passeren een huis met een gevelsteen waarop een kapitein, of is het
toch eerder een piraat, staat afgebeeld met een kleine zwarte jongen
naast hem.
Meneer Finisie noemt de naam van de jongen, Morris, en dat hij is
geroofd uit Angola en cadeau gedaan aan de vrouw van de kapitein en
met zijn naam en het woord: ‘cadeau doen’ dat aan shoppen doet
denken reist een huivering door de boot.
Met namen werkt het zo. Noem een naam. Bijvoorbeeld Morris: Je kunt
je in een keer voorstellen dat je die jongen of dat meisje gekend hebt.
Als we spreken over verzetsstrijder en schrijver Anton de Kom blijkt zelfs
dat een van de juffen familie van hem is. Meneer Finisie buigt zich naar
haar voorover. ‘Kunt u dan vertellen wie hij was?’
De juf knikt. ‘Hij vocht voor gelijke rechten,’ zegt ze.
Ik ben ontroerd, dat grote mensen uit de geschiedenis op zo’n manier
even een stap dichter bij komen.
Maar even later verdwijnen mensen weer de verte in als we varen langs
de Hortus Botanicus waar, zo leren we, een begraafplaats was voor
gekleurde mensen die ten tijde van de slavernij in Nederland woonden.
Er zijn geen stenen, zegt de gids, er zijn geen namen.
Als we denken aan hun levens is er het schilderij dat Rembrandt heeft
geschilderd van twee zwarte mannen in zijn buurt in de Jodenbreestraat.
Meneer Finisie houdt een afbeelding op en we kijken naar de lichtval op
hun gezichten. De kapitein houdt even stil en dan ronkt de motor en
trekken we op en trilt de boot.
‘Het is niets engs,’ zegt een meisje in het wit over dat geluid tegen haar
vriendin op de achterste bank die licht wegkruipt in een hoekje. De gids
vertelt ons over tot slaaf gemaakten die geketend moesten roeien in een
schip vol buskruit, wapens en regenwater en het meisje in het wit kijkt
naar een huis waar we snel voorbij varen.
‘Wat was dat voor huis?,’ vraagt ze met zachte stem. Ze praat te zacht.
Niemand verstaat haar. Maar ze wil het weten.
‘Met die rode klapramen waar een palmboom op staan. Wat is dat voor
huis?’
Meneer Finisie weet niet over welke woning ze het heeft. Ze blijkt de
enige die het huis heeft gezien. Ik stel me voor dat ze op een dag
terugkeert naar het huis en er vragen over stelt.
Nu de tour afgelopen is keren we ook terug met het advies van de gids
Giovanni Finisie om vragen te blijven stellen. Ook als men niet meteen
weet waar je over praat.
Moeilijk.
Maar heel belangrijk.
Rashid